De Franse econoom Thomas Piketty heeft met zijn boek “Le Capital au XXIe siècle” een boeiende inkijk gegeven in de rol welke vermogen speelt in de hedendaagse sociale samenhang binnen landen en economieën. Hij heeft daarmee ook een belangrijke bijdrage geleverd aan het denken over deze materie. De analyse is sterk, maar zijn oplossing is mijns inziens risicovol en in potentie erger dan de kwaal. In dit blog werk ik deze gedachte verder uit en tracht ik tevens te beoordelen hoe “Piketty proof” Nederland al is (dit blog is in verkorte vorm ook gepubliceerd in het FD van 15 december 2014).
Het recentelijk gepubliceerde onderzoek “Dutch Banks and Tax Avoidance” tracht ons inzicht te geven in de rol die banken direct of indirect spelen bij belastingontwijking. Bij het ontbreken van een “smoking gun” wordt een methode van veroordeling gebruikt die in de tijd van de inquisitie en heksenjachten ook al populair was. Schuld door associatie. Aanleiding voor een kritische beschouwing
Een interessante discussie is zich aan het ontspinnen tussen brancheverenigingen BOVAG en BETA namens pomphouders (in het algemeen en die in de grensstreek in het bijzonder) enerzijds, en de regering en de Staat der Nederlanden anderzijds over de hoogte van de dieselaccijns. Het lijkt een simpele casus, maar de schijn bedriegt. De pijn komt niet van de Staat, maar van de oliemaatschappijen en mogelijk de pomphouders zelf!
20 years of Corporate Governance and increasing regulation in Netherlands and elsewhere did not bring about the much desired and anticipated focus on longer-term value creation for all stakeholders associated with the company. Essentially the focus is still short-term but with the added disadvantage of increased regulation, rising compliance cost and a check-the-box mentality. We need to address inadequacies in the system from within, rather than creating frameworks around the system. Rewarding longer-term shareholder engagement might be one solution, thus creating the right mindset to move things forward.
Aan cijfermatig inzicht in de wereld om ons heen is geen gebrek zou je denken. Er gaat bijna geen dag voorbij of er wordt weer een cijfer over ons uitgestort over een of ander aspect van het economisch leven. De overheid weet zich redelijk te onttrekken aan dit fenomeen, waardoor we eigenlijk maar een matig inzicht hebben over hoe de overheid presteert. Dit komt vooral omdat er geen of slechts een beperkte relatie wordt gelegd tussen wat we als land besteden aan overheidstaken en de kwaliteit van wat daarvoor wordt gepresteerd. Hoog tijd dus voor een benchmark die nationale overheden tegen het licht houdt en hun prestaties beoordeelt ten opzichte van de daarvoor ingezette middelen. Dat is de bedoeling van de door mij samengestelde Public Governance Performance Indicator (PGPI).
De vorig jaar aangenomen Accountantswet en de recente voorstellen van de EU inzake verplichte periodieke roulatie van accountantskantoor en beperking van adviesdiensten, voorzien in een oplossing die het werkelijke probleem van falende controles niet echt bij de horens te vat. Daarnaast dreigt Nederland zich buiten de norm te plaatsen en iconische ondernemingen het land uit te jagen als ze vasthoudt aan een eigen, buiten de Europese werkelijkheid in stand te houden, wetgeving.
Belgen blijken een aanmerkelijk positiever beeld hebben over hun vooruitzichten dan hun Nederlandse buren. Hoewel de hieraan ten grondslag liggende onderzoeken wat opzet betreft niet geheel identiek zijn en dit dus aanleiding kan geven tot afwijkingen viel mij echter het meest op dat de op televisie geïnterviewde Belgen zoveel positiever in het leven stonden dan de Nederlanders die hun somberheid dagelijks mogen spuien in vaderlandse de ether en op de buis. Wat zit hier achter?
Het artikel in het FD van 3 juni 2013 waarin onder de kop “Het stelsel van verdragen is onhoudbaar geworden” aandacht wordt besteed aan een onderzoek van Francis Weyzig naar de invloed van onze belastingverdragen op investeringsstromen richting ontwikkelingslanden, noopt mij tot het plaatsen van een aantal, naar mijn mening, inmiddels zeer noodzakelijke kanttekeningen bij deze materie.